Een eenvoudige berekening van een echte prijs van voedingsmiddelen (pdf)

Geert Woltjer, 7-3-2022

In het voorgaande blog heb ik betoogd dat het van belang is om zichtbaar te maken welke kosten niet in de huidige prijs van voedingsmiddelen verwerkt zijn (de externe kosten), en er bij voorkeur voor te zorgen dat de prijzen in overeenstemming worden gebracht met de echte kosten die aan het product gerelateerd zijn. Als vingeroefening maak ik in deze blog op basis van direct beschikbare informatie een schatting van enkele externe kosten van voedingsmiddelen. Deze vingeroefening gebruik ik om aan te geven tegen wat voor soort problemen je aanloopt bij het berekenen van de externe kosten.

We gebruiken hiervoor een door het RIVM gepubliceerde tabel met schattingen van de milieueffecten van meer dan 250 voedingsmiddelen (RIVM 2022), gebaseerd op het werk van Blonk Consultants. Het gaat daarbij om de effecten op broeikasgassen, sommige vormen van vervuiling, grondgebruik en watergebruik. Deze tabel is gebaseerd op de zogenaamde levenscyclusanalyse (LCA), dat wil zeggen dat alle effecten van productie, verwerking en distributie en eventueel consumptie worden meegenomen, inclusief bijvoorbeeld de effecten van de productie van kunstmest.

Om de getallen uit deze tabel om te zetten in geldbedragen, hebben we alleen nog prijzen nodig. Die zijn beschikbaar in het Handboek Milieuprijzen van CE Delft (CE Delft 2017) of in recente studies van de Publiek-Private Samenwerking “Echte en Eerlijke Prijs”[1], ontwikkeld door de sociale onderneming “True Price” en WUR. Hieronder werken we de berekening van externe kosten uit voor een paar producten, waarbij we voor bijna alle prijzen die van CE Delft nemen, maar voor water, waar CE Delft geen prijs voor heeft, de prijs uit de PPS “Echte en Eerlijke Prijs”.

Tabel 1 Berekening van externe kosten van rundergehakt

Laten we allereerst eens kijken naar de externe kosten van een kg rundergehakt. Tabel 1 laat in de kolom “hoeveelheid” de door RIVM gepubliceerde milieueffecten zien per kg rundergehakt. In de kolom “prijs per eenheid” staan de milieuprijzen van CE Delft (en voor water de PPS “Echte en eerlijke prijs”) per eenheid van elk milieueffect. Op basis daarvan kunnen de totale milieukosten van het gehakt worden berekend. Dat komt uit op ongeveer € 6,71 per kg gehakt. Als we een kg gehakt in de supermarkt kopen voor € 7,50 per kg[2] betekent dit dat de “echte” prijs € 7,50 + € 6,71 = € 14,21 per kg gehakt is. Dat is 89% meer dan de prijs in de supermarkt. Op dezelfde manier berekend is de echte prijs van een kg zalmfilet 5% hoger, voor een kg broccoli is het 8%, voor een kg biefstuk 32%, terwijl dit voor aardappelen neerkomt op een prijsverhoging van 12%. De uitwerking is te zien in de tabellen onder aan deze blog.

Tot zover deze eenvoudige en niet complete berekeningen. Allereerst zijn niet alle effecten bij de berekening betrokken. De tabel van RIVM geeft geen waarden voor het effect van pesticiden, omdat de schattingen daarvan te onbetrouwbaar zijn. De tabel van RIVM geeft de milieueffecten na distributie (of als alternatief bij consumptie), maar niet de milieueffecten tot het moment van verkoop in de supermarkt. Het is ook jammer dat de milieueffecten niet uitgesplitst zijn naar waar ze optreden: is dat op de boerderij, bij het transport, in de supermarkt, of bij de consument zelf? Dit probleem is op te lossen door zelf de analyses te maken met speciale LCA software. Maar ook dan is het nog moeilijk om inzichtelijk te maken welke informatie gebruikt is om de berekeningen te maken.

Verschillende studies geven vaak heel andere getallen. Zo geeft een studie over de echte prijs van vlees van CE Delft (De Bruyn et al. 2018b) heel andere kostenposten voor rundvlees dan RIVM, en zijn de hoeveelheden voor de gemeenschappelijke kostenposten anders doordat ze uitgaan van een andere levenscyclusanalyse dan RIVM. Zo is het effect op het klimaat van een kg rundvlees 13 kg CO2-equivalenten tegen 22 kg CO2-equivalenten bij RIVM. Het grondgebruik is 16 m2 is bij CE Delft tegen 12 m2 bij RIVM. Verschillende methoden voor de levenscyclusanalyse geven vaak heel verschillende uitkomsten, die nog verder uiteen kunnen lopen dan hier gesuggereerd. Verder worden bij de studie van CE Delft andere vervuilingscomponenten meegenomen, zoals bijvoorbeeld effecten van fijnstof en het gebruik van gif. Ook wordt het effect van dierziektes meegenomen, en worden subsidies meegenomen. Het uiteindelijke bedrag is ongeveer 5 euro per kg vlees, niet zo heel erg verschillend van de 6,45 euro waar ik op uitkom.

Het voorgaande geeft aan dat de externe kosten zeker niet verwaarloosbaar zijn. Dit betekent dat consumenten andere beslissingen zouden nemen als de externe kosten in de prijs verwerkt zouden zijn. Het voorgaande geeft echter ook aan dat de berekening van de externe kosten verre van gestandaardiseerd is. Dat geldt voor de keuze welke kostenposten wel en niet bij de berekening worden meegenomen. Worden kosten naast milieukosten ook sociale kosten meegenomen? Worden onzekere kosten zoals de kosten van het gebruik van gif meegenomen? Daarnaast zijn er verschillen in de prijzen die worden gehanteerd. Zo gebruikt het bedrijf True Price (True Price 2021) gedeeltelijk andere prijzen dan CE Delft en gebruikt EcoCost[3] weer andere prijzen.

De eenheid waarin het product wordt uitgedrukt vergt ook speciale aandacht. Zo gebruikt de studie over de echte prijs van vlees van CE Delft (De Bruyn et al. 2018b) karkasgewicht als eenheid, waarbij het gewicht bij consumptie ongeveer de helft van het karkasgewicht is.[4] Uit de gegevens van RIVM kan worden afgeleid dat het vleesgewicht bij consumptie ongeveer 75% is van dat na distributie. Als dit klopt zou het gewicht t/m distributie ongeveer 2/3 zijn van het karkasgewicht, en zouden de externe kosten t/m distributie van CE Delft dus op ongeveer 7,50 euro uitkomen.

Een ander probleem is de toerekening van gemeenschappelijke kosten aan verschillende producten. Biefstuk en gehakt komen beide van dezelfde koe. In de levenscyclusanalyse van RVIM worden aan een kg gehakt evenveel broeikasgassen toegekend als aan een kg biefstuk. Dit betekent dat de klimaatkosten voor biefstuk als percentage van de prijs lager zijn dan voor gehakt. Maar dit had net zo goed toegerekend kunnen worden op basis van de economische waarde, zoals bij andere gemeenschappelijke productiekosten gebeurt, waardoor aan geen kg gehakt minder broeikasgassen dan aan een kg biefstuk toegerekend zouden worden. Een ander voorbeeld van zo’n toerekeningsprobleem is de verdeling van de kosten van melkkoeien over de vleesproductie en de melkproductie. De studie van CE Delft veronderstelt dat 75% van het vlees van melkkoeien komt, en dat de milieukosten van die koeien lager zijn dan voor vleeskoeien, omdat een groot gedeelte van de kosten aan de melk wordt toegerekend.

De berekeningen hier zijn gebaseerd op gemiddelde producten. Maar hetzelfde product kan met verschillende productiemethoden en op verschillende locaties worden geproduceerd. Stikstofvervuiling heeft veel meer schadelijke effecten in de buurt van kwetsbare natuurgebieden dan elders. De gezondheidskosten van fijnstof zullen groter zijn naarmate er meer mensen in de buurt wonen. Biologische landbouw heeft andere milieueffecten dan conventionele landbouw, terwijl ook binnen de conventionele landbouw grote variaties in milieueffecten kunnen optreden. Ook verschillen tussen geïmporteerde en lokaal geproduceerde producten zijn relevant. Het is dus belangrijk om de berekeningsmethoden te verfijnen naar locatie en productiemethode, zodat de consument niet alleen de verschillen in externe kosten kent tussen grove consumptiecategorieën zoals rundvlees, groenten en peulvruchten, maar ook binnen elke categorie de meer duurzame producten kan kiezen.

Een ander punt is dat sommige schijnbaar externe kosten al in de prijs van het product verwerkt zijn. Als bijvoorbeeld aardappelen worden gekweekt, leidt dat tot achteruitgang van de grond. Om de langdurige achteruitgang van de grond te voorkomen, kweken boeren daarom aardappels in rotatie met andere producten, die de grond weer herstellen. Die laatste gewassen zijn vaak niet winstgevend en de boer gebruikt de winst op de aardappel om verliezen op gewassen die de grond weer herstellen te compenseren.

Soms wordt er voor een deel van de externe kosten al belasting betaald. Zo zijn bij de gewone benzinepomp de kosten van broeikasgassen al gedeeltelijk verwerkt in de prijs via de accijns op benzine en diesel. Voor vervoer per vliegtuig of boot wordt echter geen belasting betaald over de gebruikte brandstof. Het is dus van belang om niet voor alle externe kosten dezelfde prijzen te hanteren.

Conclusie

Het voorgaande geeft aan dat de externe kosten groot genoeg zijn om de beslissingen van consumenten te kunnen beïnvloeden. Als de externe kosten in de prijs verwerkt zouden zijn, zou de duurzame keuze ook de goedkope keuze zijn, en wordt de schade veroorzaakt door het consumeren van minder duurzame producten in ieder geval voelbaar gemaakt.

Het voorgaande geeft echter ook aan dat er nog flinke stappen gezet moeten worden om tot verbetering van de berekeningsmethoden voor externe kosten te komen. De berekening van de externe kosten is verre van gestandaardiseerd is. Dat geldt zowel voor de levenscyclusanalyse als voor de keuze van prijzen. Maar zelfs als die standaardisatie er zou zijn, zijn er nog veel problemen die opgelost moeten worden. Zo is het nodig om veel meer differentiatie aan te brengen tussen de externe kosten van vergelijkbare producten die op verschillende manieren of verschillende locaties worden geproduceerd. Alleen op die manier zal de goedkope keuze ook de meer duurzame keuze worden.

Tabellen

Alle getallen zijn per kg product, gebaseerd op t/m distributie in de RIVM database Milieubelasting Voedingsmiddelen Versie 1 (RIVM 2022). De prijzen van milieueffecten zijn gebaseerd op het handboek milieuprijzen voor Europa (De Bruyn et al. 2018a), waarbij alleen de waarde voor klimaat veranderd is sinds het Nederlandse handboek. De waardes voor 2015 zijn voor milieueffecten gecorrigeerd voor inflatie tussen 2015 en 2020 (6,2%) en voor klimaat gecorrigeerd voor een verwachte prijsstijging van broeikasgassen van 3,5% per jaar, zoals geadviseerd door CE Delft. Omdat het handboek geen prijs voor watergebruik geeft is deze afgeleid van de PPS `Echte en Eerlijke prijs`.

Tabel 2 Berekening van externe kosten van biefstuk

Tabel 3. Berekening van externe kosten van aardappelen

Tabel 4 Berekening van externe kosten van zalmfilet

Tabel 5 Berekening van externe kosten van broccoli



Literatuur

CE Delft, 2017. Handboek Milieuprijzen 2017: Methodische onderbouwing van kengetallen gebruikt voor waardering van emissies en milieuimpacts.

De Bruyn, S., Bijleveld, M., de Graaff, L., Schep, E., Schroten, A., Vergeer, R., Ahdour, S., 2018a. Environmental Prices Handbook EU28 Version. CE Delft

De Bruyn, S., Warringa, G., Odegard, I., 2018b. De echte prijs van vlees. CE Delft, Delft, The Netherlands

RIVM, 2022. Milieubelasting van voedingsmiddelen. URL https://www.rivm.nl/voedsel-en-voeding/duurzaam-voedsel/database-milieubelasting-voedingsmiddelen, geraadpleegd op 25-2-2022

True Price, 2021. Monetisation factors for true pricing, version 2.0.3. True Price



[1] Echte en Eerlijke Prijs voor Duurzame Producten (2022): https://www.wur.nl/nl/project/echte-en-eerlijke-prijs-voor-duurzame-producten.htm, geraadpleegd op 25-2-2022.

[2] Dit is geen gemiddelde maar gebaseerd op een eigen steekproef van 1 waarneming.

[3] Zie https://www.ecocostsvalue.com/data/, geraadpleegd op 28-2-2022